top of page

Vloeiendheidsproblemen

 

Als logopedist-stottertherapeut behandelen we alle vormen van ‘vloeiendheidsproblemen’: stotteren, broddelen en spreekangst.

 

 

Bij stotteren is er veel spanning tijdens het spreken en er zijn onvloeiendheden hoorbaar. Stotteren kan bij jonge kinderen vanzelf  overgaan, maar sommige kinderen hebben een behandeling door een stottertherapeut nodig. Het is dus belangrijk dat ouders goed geïnformeerd zijn en dat er wordt ingeschat of therapie wel/niet zinvol is. Na een eerste gesprek en/of onderzoek wordt beslist of behandeling zinvol is of niet. Indien er beslist wordt om (nog) niet te starten met therapie informeren we de ouders via ouderbegeleiding hoe zij en de directe omgeving best omgaan met het stottergedrag.

Er is de mogelijkheid om met het Lidcombe programma aan de slag te gaan.

Ook bij jongeren of volwassenen kan de stap naar begeleiding gezet worden. Tijdens het logopedisch onderzoek wordt het hoorbare en zichtbare stottergedrag in kaart gebracht, maar ook de gedachten en emoties en omgevingsfactoren die het stottergedrag beïnvloeden. In een adviesgesprek worden de mogelijkheden van logopedische therapie besproken. 

 

Broddelen is een minder bekend vloeiendheidsprobleem. Mensen die broddelen praten chaotisch, snel, articuleren slordig en slikken bepaalde delen van woorden in. Het is hierdoor voor de luisteraars moeilijk om een verhaal te volgen. Personen die broddelen zijn zichzelf niet altijd bewust dat anderen hen moeilijk verstaan. In de therapie wordt de persoon die broddelt zich als bewust gemaakt van zijn onduidelijke spraak, hij leer gestructureerd vertellen, oogcontact te maken en rekening te houden met de gesprekspartner. 

 

Ook bij spreekvrees hebben mensen spanning om te spreken en ervaren ze een storende angst. De mensen hebben negatieve gedachten en gevoelens over hun spreken en uiteindelijk gaan ze spreeksituaties vermijden. Het kan al op kinderleeftijd voorkomen. Dan spreken deze kinderen wel in vertrouwde situaties, maar door extreme verlegenheid of angst durven ze in sommige situaties (vb. school) niet te spreken. Deze kinderen hebben geen andere communicatie- of ontwikkelingsstoornis, maar ze ervaren slechts in enkele situaties een onvermogen om te spreken. In dit geval spreekt men van selectief mutisme.

 

 

bottom of page